Persoonlijkheidstest voorbeeldoefeningen

Voorbeeld 1

Geef voor elke uitspraak aan of die op jou van toepassing is of niet.

Bijvoorbeeld:

Vraag Ja Vraagteken Neen
Ik neem dikwijls het initiatief. Ja ? Neen
  • 'Ja' betekent dat je veel initiatief neemt.
  • '?' betekent dat je niet méér initiatief neemt dan het gros van de andere mensen, of dat je er geen uitspraak over kan doen.
  • 'Neen' betekent dat je niet veel initiatief neemt.

Oefening:

  Vraag Ja Vraagteken Neen
1 Ik ga altijd zeer zorgvuldig te werk. Ja ? Neen
2 Ik lees graag een boek. Ja ? Neen
3 Ik werk graag met dieren. Ja ? Neen
4 Als kind was ik bang in het donker. Ja ? Neen
5 Ik heb een brede belangstelling. Ja ? Neen
6 Ik hou van werk waarvoor ik veel moet reizen. Ja ? Neen
7 Ik verzorg graag kinderen. Ja ? Neen

Voorbeeld 2

Geef voor elke uitspraak aan in welke mate ze op jou van toepassing is.

Helemaal niet Eerder niet Redelijk Eerder wel Helemaal wel
1. Ik blijf in alle situaties kalm.
         
2. Het stoort me als mijn spullen er slordig bij liggen.
         
3. Ik ben snel afgeleid.
         
4. Ik hou van werk waarvoor ik veel moet reizen.
         
5. Als kind was ik bang in het donker.
         

Voorbeeld 3

Lees telkens de uitspraken a., b. en c. en geef in de linkerkolom aan welke van de drie eigenschappen het MEEST op jou van toepassing is en in de rechterkolom welke het MINST op jou van toepassing is.

Bijvoorbeeld:

Voorbeeld:   MEEST MINST
  a. Het liefst doe ik iets helemaal alleen   x
  b. Ik ben zeer geduldig x  
  c. Ik werk liever traag   x
       
1. a. Ik blijf kalm in alle situaties.    
  b. Ik voel me het best wanneer ik zelf mijn werk kan organiseren.    
  c. Ik maak mij vaak zorgen.    
       
2. a. Het stoort me als mijn spullen er slordig bij liggen.    
  b. Ik ben nogal druk en praat veel.    
  c. Ik voel me vaak onzeker.    
       
3. a. Ik ben snel afgeleid.    
  b. Ik werk het liefst in groep.    
  c. Ik heb in mijn werk graag de mogelijkheid om op te klimmen.    
       
4. a. Ik lees graag een boek.    
  b. Ik maak mij vaak zorgen.    
  c. Ik hou van werk waarvoor ik veel moet reizen.    

Opmerking:

Als je bij 1. de optie 'ik maak mij vaak zorgen' aankruist, moet je bij 4. niet noodzakelijk ook 'ik maak mij vaak zorgen' aankruisen.