De mening van Martin: vergane glorie

Ooit was er een tijd waarin mensen die een professionele vraag stelden geduldig wachtten op een antwoord. Vraag het maar aan je gepensioneerde opa of oma. Of gewoon aan mij want ik behoor stilaan tot de laatste generatie die de telexkamer nog heeft gekend. De wat hoor ik heel wat lezers al denken. De telexkamer! Een gewoonlijk veel te warme ruimte waarin een of meerdere grote en al even onhandige apparaten stonden die teksten afdrukten die op een typemachine op afstand waren getypt. Een beetje zoals de fax, maar dan anders, omvangrijker, luidruchtiger en ingewikkelder. Die telexberichten werden doorgaans ingetikt door typistes die de hele dag niets anders deden dan brieven, bestellingen of nota’s opnemen in steno om die daarna te ontcijferen en door te sturen met de telex.

Steno? Dat is een soort snelschrift waarin de secretaresse via vaste tekens notuleerde wat er tijdens een vergadering werd gezegd. De kunst daarbij was om selectief te luisteren en enkel de belangrijkste zaken in telegramstijl te noteren omdat al die aantekeningen ook nog eens moesten worden omgezet in een verslag.

Tja, nu ik eraan denk, het telegram is intussen ook al dood en begraven in onze Westerse samenleving. Opzij gedrumd door de fax en vervolgens de e-mail. Nog zo’n vergane glorie is de ponsmachine, de voorloper van de tegenwoordige computer. Door op een gecompliceerde manier gaten te maken in een speciaal daarvoor voorziene kaart (de ponskaart) konden bedrijven en overheden gegevens opslaan en facturen maken.

Maar wat ik dus wilde zeggen is: vroeger was het niet per definitie beter, het was alleszins aanzienlijk langzamer. Als jong kereltje werkte ik op de afdeling Inkoop van een grote producent van industriële en medicinale gassen. Daar bestond mijn taak er voornamelijk in om offertes aan te vragen bij allerhande leveranciers van gereedschappen, bouten en moeren, verpakkingsmateriaal en smeermiddelen.

Dat begon met een telefoontje naar de leverancier met de vraag of ze de gewenste hoeveelheid in voorraad hadden en binnen hoeveel dagen ze konden leveren. Waarop steevast hetzelfde antwoord volgde: kunt u ons een schriftelijke aanvraag sturen? Natuurlijk kon dat. Die brief werd getypt door een typiste en ondertekend door het afdelingshoofd. Daarna deed iemand de brief in de brievenbus, belandde hij in de postkamer van de leverancier om vervolgens bij de magazijnchef terecht te komen. Op dat moment waren er al een een dag of drie voorbij. De magazijnchef liet weten dat er voldoende ‘op voorraad’ was zodat iemand van de afdeling Verkoop een offerte kon opmaken met vermelding van prijs en levertijd. Dat werd dan opnieuw uitgetikt, in een envelop gestoken en op de post gedaan.

Op die manier zat er tussen vraag en aanbod algauw anderhalve week. Of een werkdag of zeven, acht. En dan had je de spullen nog niet want er was ook nog de vergelijking met andere offertes en de levertijd. Desondanks was er in die tijd –ik spreek nu wel over bijna veertig jaar geleden– geen sprake van een economische crisis.

Kom daar nu maar eens om. Tegenwoordig wordt de vraag je in zowat 99% van de gevallen via e-mail gesteld. Als je twee à drie uur later nog niet hebt geantwoord, volgt er een ‘herinnering’ of er hangt iemand aan de telefoon om je eraan te doen denken dat je nog geen antwoord hebt gemaild. We leven honderd keer sneller dan vroeger. En dat zie je in bijna alle geledingen van het dagelijkse leven terug. Zo zou mijn opa knettergek worden in het huidige verkeer. Lekker op je brommertje rijden is er niet meer bij in de stad. Het moet vooral opschieten, niet? Een ‘take’ in een tv-serie duurt meestal niet langer dan zes seconden omdat de makers ervan bang zijn dat anders de aandacht van de kijker verslapt. Alles oogt flitsend en flashy. En het moet vooruitgaan, vaart hebben, niet te lang duren.

Vorige week zaten mijn vrouw en ik in Zuid-Frankrijk en viel ons ritme een paar versnellingen terug. Geen dwang van de klok, geen wekker, geen horloge. Het was heerlijk. Het deed me héél even verlangen naar de telexkamer…