Columns

De mening van Martin: troost

Mijn schoonbroer Fred werkte al ettelijke jaren in de Kempense diamantindustrie toen zijn werkgever besloot de afdeling waar Fred werkzaam was, te verhuizen naar de andere kant van de wereld. Met ontslag voor de werknemers van die afdeling als onmiddellijk gevolg.

In zijn zoektocht naar een nieuwe job kreeg Fred op een bepaald moment dat overbekende maar daarom niet voor iedereen bereikbare ‘offer you can’t refuse’. Er zat echter een belangrijke ‘maar’ aan verbonden: verhuizen naar Bangkok. Na heel wat gesprekken, enkele bezoeken ter plaatse, slapeloze nachten en het afwegen van de pro’s en contra’s zaten Fred en zijn vrouw Ria op een zekere dag in het vliegtuig dat hen naar hun nieuwe woning zou brengen, een appartement op de 22ste verdieping van een torenflat in Bangkok. Dat is wel wat anders dan een gelijkvloers gelegen appartement in een randgemeente van Antwerpen.

Zeven jaar Thailand vlogen voorbij en intussen stond de tijd in België al evenmin stil. Na een eerste kleindochter volgde een tweede zodat het heimwee steeds vaker toesloeg en beiden almaar harder begonnen te verlangen naar huis. Niet voor een kort verblijfje van een paar dagen, maar om definitief thuis te kunnen zijn. De tijd was rijp om Thailand terug in te wisselen voor België.

Maar net zoals het nu helaas het geval is, zat hun moederland niet te wachten op twee vijftigplussers die enkele jaren als expat in het buitenland hadden doorgebracht. De diamantindustrie had zich weliswaar hersteld van de zware economische tegenvallers, maar het oude niveau was daar nooit meer bereikt. En in andere sectoren stond de geestdrift om een ‘oudere’ werknemer aan te trekken op zo'n laag pitje dat de zoektocht naar werk een opeenstapeling werd van teleurstelling, frustratie en -soms niet ingehouden- boosheid.

En het zijn vaak net die elementen die mensen ertoe aanzetten een belangrijke stap te nemen in hun leven. Wat Ria en Fred dan ook deden. Ze riepen een oude droom tot leven: Een eigen restaurant. Vijf jaar geleden maakten ze van die fantasie een realiteit in een gemeente onder de rook van Antwerpen. Ze gooiden zich met hart en ziel in hun nieuwe werkelijkheid en stelden al gauw vast dat het runnen van een restaurant vooral keihard werken betekende. Maar dankzij dat harde werk slaagden ze erin een etablissement uit de grond te toveren dat goed stond aangeschreven bij het (oude en nieuwe) clientèle – wat niet bepaald voor de hand liggend was in een buurt waarin zich al een concurrent of zes bevonden. Mijn echtgenote en ik maakten er al heel snel een gewoonte van om de werkweek bij Ria en Fred af te sluiten.

Sinds april van dit jaar moeten we op zoek naar een nieuwe pleisterplaats. Twee jaar geleden werd er bij mijn schoonzus Ria acute leukemie vastgesteld en amper zes weken na die ijskoude diagnose is ze overleden. Fred heeft hun droom nog twee jaar in leven gehouden, maar de dagelijkse gang naar hun restaurant werd gaandeweg een beproeving die steeds meer van hem eiste. Tot de mogelijkheid zich aanbood de boel te verkopen. En op zoek te gaan naar iets anders.

Dat ‘andere’ heeft hij tot nu toe nog niet gevonden, maar ik ben ervan overtuigd dat het hem wel zal lukken. Wij zijn nog steeds op zoek naar een nieuwe plek om onze werkweek te beëindigen. Maar we kijken met veel warmte terug naar de avonden waarop we het restaurant binnen stapten, Ria achter de balie zagen staan en wisten dat Fred onze entrecotes perfect zou bakken. Avonden waarop we samen de deur sloten. We missen die momenten nog elke dag.

Maar met elk hoofdstuk dat je sluit, open je een ander. En dat biedt troost…