Columns

Guido: mannen

Ik ga mij op glad ijs begeven. De vrees om met een hashtag bezwadderd te worden is niet onbestaand. Een mens kan dezer dagen niet voorzichtig genoeg zijn.

'Mens' mag je nog uitspreken. 'Man' of 'vrouw', dat ligt al wat gevoeliger.

Toch zou ik een warme oproep willen doen aan jonge mensen, van de soort die zich gehinderd weet door de periodieke opstoten van testosteron, zonder dat ze zich daar ongelukkig bij voelen. Vroeger waren dat 'jongens'. De herkenbare soort. Nonchalant, jeanske, t-shirtje, afgetrapte sneakers. Ik kom ze wekelijks tegen in mijn lessen.

Hun lichaamstaal spreekt vooral het woord 'hangen' uit. Hun handen zijn erg bedreven in het kort berichtjes terugsturen naar hun toekomstige ex-partners. Vroeger waren dat meisjes, maar dat hoeft niet zo te zijn. Queer, pan, cis, trans of andere varianten kunnen ook. 'Cavakes, ok, cy'… Zo communiceren ze zich door een lesuur. Hun ogen kijken ongeveer elke richting uit, behalve de mijne.

De meisjes -of zij die er zo uit zien, naar de normen van oude zakken als ondergetekende- pakken het anders aan. Ze hebben net ietsje meer aandacht, ze noteren net ietsje meer, ze kletsen wel onder elkaar, maar doen dat besmuikt. Ze geven mij de illusie van aandacht, meestal toch.

Waar gaat dit heen?

Welaan dan: ik maak mij zorgen over de eerder gedefinieerde jongens. Ik geef in het begin van een lessenreeks een taak op. Druk ze allen op het hart dat ze daar vooral niet te laat moeten aan beginnen. Dan bestaat immers nog de mogelijkheid op feedback. Dan lukt ook grondigheid, en misschien zelfs enige vorm van creativiteit. Ze knikken allemaal naarstig van 'ja'.  Maar ik weet beter!

Vijf weken later moet ik vaststellen dat de meisjes mij vragen komen stellen over zaken waar ik zelf niet eens van wakker lig. 'Moeten wij ook een bibliografie aanleveren?', 'Moet er een inhoudsopgave bij zijn?', 'Hebt u graag dat ik naar voetnoten verwijs om duidelijk te zijn?'.  Ik behoor zelf ook tot de door testosteron geplaagden, en ik schrik van dat soort vragen.

De 'jongens' stellen die niet. Sommigen onder hen hebben pas vorige week het onderwerp van hun opdracht ingediend… Ze zitten er niet mee, dat komt wel goed.

Binnen een week is het examen. Ik verwed er nu en hier mijn hoofd op, dat er zo'n jongmens zal binnen komen wandelen, met een bundeltje papier, slordig aan elkaar geniet. Klaar om het te bespreken tijdens het examen. Het zal vol typo's staan. Het zal niet uitblinken in opmaak. Met wat geluk is het inhoudelijk niet slecht te noemen. Bij het verlaten van het lokaal en het examen, zal hij vragen: 'Ah, ja, ik ben vergeten een voorblad te maken, zal ik er mijn naam opzetten?' Snel een balpenkribbel en 't is klaar en in orde voor hem.

En ik zal knikken, en innerlijk een beetje huilen. Maar ook blij zijn… omdat ze er überhaupt aan gedacht hebben om het te printen. Zo laag ligt mijn mentale lat bij 'jongens'.

Het moet stoppen! 'Mannen! We zijn het aan't weggeven, door onze nonchalance…

Guido Everaert

Wie is Guido?

Guido Everaert is schrijver, spreker en columnist. Daarnaast werkt hij als lector ‘web content' en ‘storytelling' aan de Karel de Grote-Hogeschool. Zijn interesse? De schone en minder schone kantjes van de mens.

Ook interessant

Guido: Tour de France

Het is koers. Heerlijk. Niet omdat ik zwijmel van bewondering voor de sportieve prestaties en ploegtactieken. Verre van. Het is gewoon een fantastisch alibi om te zondigen. 

Guido: oud

Ik stapte de tram op, goedgemutst, en ook een beetje overtuigd dat ik er redelijk goed uitzag. Een klein meisje stond op en bood haar plaats aan. Pijnlijk.

Guido: jongeren

Ik ben opgegroeid met een eenvoudig besef: je moet het doen met de kaarten die je hebt.

Guido: netwerken

Netwerken. Ik hoor het je al denken: "Bah, oppervlakkig geneuzel en het cultiveren van het ons-kent-ons-gevoel!"

Guido: grijs

Grijs, vlak, zonder reliëf. Monotoon, in de meest letterlijke betekenis van het woord. De hemel boven Berchem. Al maanden. Als het niet regent of miezert is het mistig.

Guido: collega's

Als mensen zeggen dat ze hun collega's missen, frons ik mijn wenkbrauwen. Waarom heb je collega's nodig?